Publieksonderzoek?

Er schijnt zowaar iets los te komen bij de regelneven. Zowel het Genootschap Onze Taal als de Nederlandse Taalunie hebben een poging tot peiling opgezet om er achter te komen wat de wensen van de taalgebruiker zijn op spellinggebied. Ik zal straks technisch gesproken niet meer kunnen beweren dat er geen publieksonderzoek gebeurd is… Alleen: het is amateurswerk, voor het doel onbruikbaar.

Het goed samenstellen van meerkeuzevragen is een vak op zich, tenminste als je een inzicht wil krijgen in wat de ondervraagden bezig houdt. Dat vereist ofwel een keuze uit een voldoend breed palet van antwoorden voor elke vraag afzonderlijk, ofwel een kleiner aantal keuzemogelijkheden per vraag gekompenseerd door een redundant aantal vragen dat kruiselingse kontrole toelaat. Geen van beide vragenlijsten voldoet daaraan. Het zijn allebei uiterst beknopte vragenlijstjes met zwart/wit antwoordmogelijkheid. Het Genootschap Onze Taal laat kiezen tussen slechts twee voorbeelden. Eventuele alternatieven worden op één hoop geveegd met onverschilligheid zonder de mogelijkheid zo een alternatief aan te geven, laat staan uit te leggen of te verantwoorden. De Nederlandse Taalunie laat kiezen tussen ja of nee met onverschilligheid als enig alternatief. Als schaamlap voegen ze er hier en daar wel een suggestieveld aan toe, maar dat zou eigenlijk bij elke vraag afzonderlijk moeten staan.

Want wat zijn de grote knelpunten? Ik zie er al onmiddellijk drie. Wellicht zijn er nog meer.

Eén: Moet er een eenheidspelling zijn? Het Genootschap Onze Taal stelt de vraag niet eens. De Nederlandse Taalunie vraagt of dat belangrijk is en dat is een vraag naast de kwestie. Je kan daar in wezen alleen maar ja op antwoorden of liever belangrijk ja, maar niet noodzakelijk of ook ja, op voorwaarde dat het een goede spelling is: konsekwent en konsistent en zonder wijziging van de regels goed voor pakweg een eeuw.

Twee: de beregeling van de tussenletters. Die letters hebben drie wezenlijke funkties, in volgorde van afnemende belangrijkheid: het onderscheid enkelvoud/meervoud (wegens het betekenisverschil), de genitiefsvorm (die voor -en afgestorven is en voor -s bezig met verouderen), en de eigenlijke tussenletterfunktie voor het verhelpen van uitspraakproblemen (komt alleen voor in de enkelvoudsvorm). Een vaste regel vanuit de tussenletterfunktie verwijst beide andere funkties van de weeromstuit naar de prullenbak. De of/of vragen van het Genootschap Onze Taal laten niet toe beide alternatieven als goed aan te geven, laat staan erbij te vertellen waarom. De Nederlandse Taalunie vraagt alleen of er meer uitzonderingen moeten komen op de regel, of ze hem nóg ingewikkelder moeten maken dus. Terwijl er maar één zinnig antwoord is: géén tussenletterregeling want die is overbodig en zinloos. Schrijf het eerste deel van een samenstelling in het enkelvoud of in het meervoud enkel en alleen afhankelijk van wat je zélf uitgelegd wil hebben. Het kan dan gebeuren dat er een uitspraakprobleem ontstaat, en in dat geval voeg je gewoon de gehoorde tussenletter toe zoals je ze in de uitspraak hoort: een e zonder n voor de sjwa, een s voor de s. Weg dus met het geknoei van als, dan dit en dat behalve wanneer zus en zo, tenzij

Drie: de inburgering van vreemde woorden. Dat is een hindernissenloop die zowel kan eindigen in een volledige opname als in een afwijzing met uiteraard daaraan verbonden het gebruik van een eigen woord. Het moet me van het hart dat het als purisme afwijzen van een goedgebekt Nederlands woord een stompzinnige opstelling is: thuishorend in de rubriek “zinloos en verwerpelijk scheldproza”. Alleen de tijd kan uitwijzen of het neologisme dan wel de oorspronkelijke term het zal halen. Vanaf het ogenblik dat de uitspraak van een vreemd woord vernederlandst is, dat we het meervoud vormen volgens de Nederlandse regels terzake, dat we dat woord op zijn Nederlands zijn gaan verbuigen en/of vervoegen en dat we er Nederlandse voor- en/of achtervoegsels aan plakken, dan nemen we het gewoon op in onze woordenschat als een nieuw Nederlands woord. Vanuit dat standpunt is het trouwens aan te bevelen nog niet ingeburgerde (en in deze optie dus ook nog vreemd gespelde) vreemde woorden in een afzonderlijk aanhangsel van onze woordenboeken te vermelden samen met de volbloed vreemde woorden. Op die manier scheppen we niet alleen duidelijkheid over het vreemde karakter van die woorden, maar vervalt gelijk het gekrakeel over de spelling: oude én nieuwe Nederlandse woorden spellen we op zijn Nederlands. De rest op de oorspronkelijke manier. De keuzemogelijkheid voor het meervoud van een paar Franse uitdrukkingen die het Genootschap Onze Taal in haar vragenlijst opgenomen heeft, wordt dan overbodig. Wie dan toch met zijn vreemdetalenkennis wil pronken gebruikt dan gewoon de bij de taal in kwestie horende meervoudsvorm. Dan kan je er bovendien nog mee pronken dat je die vreemde taal nog kent ook. Mooi meegenomen…

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Leave a comment

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.