Engelse kanker

Even ter verduidelijking mijn persoonlijke achtergrondgegevens: ik ben opgeleid als systeemanalist in het vakgebied werktuigbouwkunde. Ik heb mijn opleiding integraal in het Nederlands gekregen. Er werd daarbij zijdelings gebruik gemaakt van een franstalig boek voor hydraulica en een engelstalig boek voor regeltechniek. Verder werd een duitstalig naslagwerk aangeraden inzake werktuigbouw.
Beroepsmatig heb ik als internationaal projektmanager gewerkt. Ik werd onder meer naar Schotland, Madagaskar, Indonesië, Maleisië, Rusland en Italië uitgezonden. Vanuit de thuisbasis heb ik ondersteunend werk geleverd in relaties tussen Italië en Brazilië. Ik heb voor al die landen met uitzondering van Rusland de elementaire kennis van de lokale talen aangeleerd.
Tot zover de droge opsomming van wat mij aangezet heeft om deze bijdrage te leveren.
Laat me beginnen met een statistische overweging. Als je onvoldoende nauwkeurige gegevens hebt vertrek je bij gebrek aan beter met de berekende gok van de 80/20 regel die stelt dat je overwegingen slechts voor pakweg 80% de werkelijkheid benaderen. Uitgaande van de veronderstelling dat alle betrokkenen zowel het Nederlands als het Engels beheersen krijg je na twee vertalingen (traduttore traditore zeggen de Italianen) 0.8*0.8=0.64 en met het onvermijdelijke rendementsverlies eigen aan de overdracht binnen eenzelfde taal erbij 0.8*0.8*0.8=0.51 als bruikbare inschatting van het eindrendement. Bemerk dat de uitvallers die Annette de Groot totaliseerde binnen de onzekerheidsmarge van de schattingen ligt.
Inzake mijn aanleren van verschillende talen: buiten het management heb je in een internationale loopbaan met mensen te doen die geen vreemde talen begrijpen, laat staan beheersen. Het gebruik van de lokale taal opent een wereld van aanvaarding bij de lokale vaklui. Je wordt onmiddellijk beschouwd als deskundige medewerker, zelfs leidinggevende, in plaats van als opgedrongen betweter.
Wie buiten de Lage Landen gaat studeren moet gelijk waar ter wereld de plaatselijke taal gebruiken. Dat is zelfs de basisfilosofie van het hele Erasmus programma: met name andere kulturen leren kennen. Probeer dat maar eens zonder de bijbehorende talen te leren. Waarom zou dat in de Lage Landen anders moeten zijn? Waar zijn we mee bezig?
Ik heb in die kontekst één schooljaar lang een jongeman uit Jakarta onder dak gehad die bij aankomst geen woord Nederlands verstond. We hebben ons huis volgeplakt met van die gele kattebelletjes met de naam erop van al wat er in huis te vinden was. Bij de proeven rond de kerstvakantie was hij de derde in zijn klas. Wie denkt dat wij vreemde talen moeten gebruiken in plaats van vreemdetaalsprekers onze taal aan te leren moet zich écht laten nakijken.
Tot slot nog dit: bij DeBuren werd een flinke tijd geleden een debat gewijd aan dit onderwerp. Toen ik mijn boven vermelde opmerkingen wilde meegeven werd ik door de moderator gewoon afgeblokt. Ik vrees dat de verengelsing een kankergezwel aan het worden is.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Vertroebelde metingen

Ik lees in Doorbraak: Als we taalbeheersing zo belangrijk vinden, lijkt het nuttig en wenselijk dat ook in niet-taalvakken taal- en spelfouten worden aangerekend. Elke leerkracht wordt zo taalleerkracht, elk lesuur wordt ingezet voor goede taalbeheersing en -verwerving. Waarom zou je in de les aardrijkskunde immers fout mogen spellen?

Dat “aanrekenen” schiet me in het verkeerde keelgat, want het is een rampzalig idee. Ik verklaar me nader.

Vooraf even zuiver zetten: wat kan er zoal “fout” zijn in een levend verschijnsel dat ononderbroken wijzigt zoals taal er een is? Elke vernieuwing in de taal begint als een fout heb ik op school geleerd. Met spelling is het nog veel sterker: de spelling is vrij. Prof. Matthias E. Storme is daar in zijn thuisblad onder het kopje “Spelling” ondubbelzinig over waar hij volkomen terecht schrijft: Vooreerst is het goed even te benadrukken dat het gebruik van een bepaalde spelling uitsluitend wordt voorgeschreven voor de overheidsdienst (inbegrepen het onderwijs). Daarbuiten mag iedereen schrijven zoals hij wil. Doch zelfs daarbinnen – meer bepaald in het onderwijs – kan men m.i. hoogstens vereisen dat iemand de “officiële” spelling kent, maar niet dat hij ze gebruikt. Het gevolg is dat er op dit ogenblik voornamelijk drie goed omschreven spellingsregelingen gehanteerd worden: het groene boekje (ISBN 978 94 607 7283 2) dat de ambtenarij gekozen heeft, het witte boekje (ISBN 978 90 003 0380 9) dat kranten gekozen hebben en het rode boekje (ISBN 90 12 08138 6) dat taalbewuste schijvers kiezen.

Het is nogal wiedes dat de kennisoverdracht op school in alle vakken taalkundig in orde moet zijn want zo wordt elke leerkracht inderdaad taalleerkracht en dat is een goede zaak. In de allereerste plaats moeten daarvoor de dialekten buiten het klaslokaal gehouden blijven en daar is nog heel wat werk aan de winkel. Tot zover is er geen vuiltje aan de lucht.

Tot zover maar niet verder: de aanrekening is een heel ander verhaal: die moet vooral dienen om vast te stellen hoe sterk of zwak een leerling in elk afzonderlijk vak is want meten is weten. Het is absoluut noodzakelijk dat die meting zo nauwkeurig mogelijk gebeurt ten behoeve van een zinvolle studieoriëntatie. Het vertroebelen van die meetgegevens inzake aardrijkskundekennis met meetgegevens inzake taalbeheersing zoals in het gegeven voorbeeld gesuggereerd wordt gooit die hele zorgvuldigheid in de prullenbak: de gegevens worden daardoor onnauwkeurig zodat de aanrekening voor het vak aardrijkskunde waardeloos wordt en dan ook net zo goed afgeschaft kan worden. Dat geldt ook mutatis mutandis voor alle andere vakken.

Het belang van taalbeheersing moet daarentegen blijken uit een indien nodig verhoogd gewicht van het vak “taal” in het eindrapport. Op die manier verkrijg je het beoogde resultaat zonder de deelresultaten te vervalsen.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

In memoriam EU

Ontstaan vanuit de EGKS naar het model van de Benelux is de EU verworden tot een machtsgeile verzameling van warlords die onderling overeenkwamen mekaar niet langer te bevechten. Dus grijpen Duitsland en Frankrijk de macht (van de sterkste). De anderen mogen een figurantenrol spelen zolang ze die “as” maar volgen. Hoe meer hoe liever in termen van bevolkingsaangroei en vergroting van het territorium. De vier stichtende landen worden gewoon onder de mat geveegd.

Het is een open deur instampen te zeggen dat de Europese Unie ziek is. Ze is zwaar ziek. En die ziekte heeft een naam: “demokratisch deficit”. Niet de Europese volkeren tellen mee, wel de restanten van de feodale staten die hun ingezetenen gemakshalve “volkeren” noemen. Het doet me denken aan een oude parabel die gaat als volgt. Er was eens in de tijd dat de wet op het vleesderven nog van kracht was een abt die geen vis lustte. Toen dekreteerde hij dat in zijn abdij konijn voortaan tonijn zou heten. En toen at hij elke vrijdag “tonijn”.

De etterbuil is al eerder opengebarsten bij de “goed”keuring van het verdrag van Lissabon. Martin Helme sprak in 2006 de profetische woorden: But worst of all, if the people again vote the wrong way, one can be sure that their answer will not be accepted and in a few years’ time they will have to vote again. Just as the Danes had to vote over and over again until they approved the Maastricht Treaty, just as the Irish had to vote over and over again until they voted “yes” to the Nice Treaty, just as the Dutch and French will have to vote again on the EU Constitution until they vote the way the politicians want, so will the Portuguese have to vote until they approve abortion. Once they do this, however, the voting is over and the people will not be allowed to change their minds. European democracy in the beginning of the 21st century can be summed up as follows: if for some reason the voters do not vote the way they are expected to vote, the results are simply dismissed. Never before have democracy and tyranny looked so alike.

Zo worden staten die hun dissidenten en voor de zekerheid meteen ook vermoede dissidenten broodroven, gevangen zetten of daarmee dreigen, officiëel tóch verder bejegend als “demokratieën” die gerust gelaten moeten worden. Is het dan verwonderlijk dat de term “officiëel” onmiddellijk de gedachte oproept van “mooi zo maar wat is het écht?”

Hiermee verandert de ziekte van zwaar naar terminaal. De kanker van de euroskepsis groeit. Aanvankelijk omwille van de uit de pan reizende levensduurte, dan omwille van de bemoeienissen van “Brussel” met allerlei futiliteiten in plaats van zich bezig te houden met waar het om gaat: het door dik en dun verdedigen van onder meer het recht op zelfbeschikking van de Europese volkeren boven allerlei ondemokratische (grond)wetten die dit omwille van het smeer verhinderen. De Brexit is zo een opengebarste etterbuil. De Spaanse krisis inzake Catalonië is er alweer een. Als de Europese Unie de broodnodige chemoterapie blijft weigeren komt er een nieuwe en eigentijdse soort “dekolonisatiegolf”.

De remedie houdt in dat staten met (semi-)diktatoriale (grond)wetten resoluut toetreding tot de Europese Unie geweigerd wordt en dat lidstaten die met de fundamentele rechten van hun volkeren de vloer aanvegen even resoluut uitgestoten worden. Beter een gezonde Unie dan het huidige zootje ongeregeld. Bedenk daarbij: zachte heelmeesters maken stinkende wonden.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Het “Groot Dictee” houdt er na 26 jaar abrupt mee op

Eindelijk, zou ik zeggen. De kijkcijfers zijn de laatste twee jaar hard gedaald: van 722 naar 368 duizend luidt de verklaring.

Nogal wiedes: het wangedrocht dat de ambtenarij zichzelf opgelegd heeft is van meet af aan in het verkeerde keelgat geschoten bij al wie enige taalkennis of taalgevoel heeft: de etimologisten, de fonologisten, de progressiefspellers en – jawel – zelfs de voorkeurspellers. De grote massa zal het worst wezen. De vrijheid te spellen zoals hij of zij zelf wil die iedere niet‑ambtelijke moedertaalschrijver heeft leidde er dan ook toe dat een aantal kranten een eigen spelling gingen hanteren, dat het “Witte Boekje” het licht zag, allemaal bedoeld om de ergerlijkste bokken weg te werken wat niet wegneemt dat de resultaten nog steeds te gek voor woorden zijn, totaal ongeschikt voor het normale gebruik, hoogstens een speeltje voor kwissen en wedstrijden waar de kijker niks aan heeft, laat staan iets mee kan bijleren. Vandaar.

Als de minkukels die voor de ambtenarenspelling verantwoordelijk tekenden hun oorspronkelijke doelstelling (met name het aannemen van een eenduidige en samenhangende spelling) trouw gebleven waren zou het nooit zo een vaart gelopen zijn. Maar ja, de ambtenarij is nou niet bepaald bekend om haar helder taalgebruik.

De professoren G. Geerts, G.J.M. de Schutter, P.G.J. van Sterkenburg, J. Taeldeman, S. de Vriendt, de doctores in de Germaanse filologie V.J. van Heuven, A. Neijt‑Kappen, J.J. Zuidema, en drs. P.C. uit den Boogaart hadden destijds nochtans een puike voorzet gegeven die na te lezen valt in het eerste deel van “Voorzetten 44” van de Taalunie zelf. Het zijn stuk voor stuk zwaargewichten op taalgebied en hoe dan ook mensen die beroepsmatig met onze taal bezig zijn, haar van binnenuit kennen en benijdenswaardig goed weten waarover ze praten. Hun beregeling is keurig en verzorgd (ieder stapje diepgaand verantwoord en door gedokumenteerd publieksonderzoek ondersteund) en vooral: ze is onberispelijk Nederlands. Om deze reden spreken we van de taalkundige versie van de spelling. De aan hun beregeling ten grondslag liggende heuristiek past naadloos in het geheel van normen, waarden en evoluerende gebruiken dat onze samenleving stuurt: wars van nostalgie, en met de vraag “werkt het?” als criterium. Aanvaarding is dan geen probleem en anderstaligen kunnen er vlotter Nederlands door leren want laten we wel wezen: een goede eenheidspelling is een lovenswaardig na te streven ideaal. Een goede, wel te verstaan… De enige uitschuiver in die voorzet is het verloren gegane betekenisverschil tussen enkelvoud en meervoud in het eerste deel van samenstellingen door het opleggen van de overigens uitstervende genitiefsvorm.

Dat een sociologe, twee advokaten en een ingenieur de deskundigheid van taalgeleerden in de prullenbak kieperden om ons eens snel te vertellen hoe we moeten spellen is echt van de pot gerukt en dat de kijkers de propaganda daarvoor de rug toekeren is een duidelijke wenk dat het tijd wordt er schoonschip mee te maken.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Een slag van de molen

Ik lees in de pers: “Albert Heijn over twee jaar weg uit België?”

Is dit nepnieuws, een proefballonnetje van de pers, of hebben ze daar bij Ahold-Delhaize een slag van de molen gehad? Wie bedenkt zo iets? Albert Heijn en Delhaize zijn toch gefuseerd? Hoezo kan de ene de andere dan “pijn doen”? Ze brengen toch allebei zaad in hetzelfde bakje?

Het zou dus liggen aan de klanten die hun winkelwagentje bij Albert Heijn iets té vol laden. En wat dan nog? Waarom migreren die klanten dan zo opvallend massaal naar Albert Heijn? Waarmee maakt die grootgrutter het verschil? Niet moeilijk: met zijn assortiment dat –althans in Vlaanderen– de klanten op het lijf geschreven is. Delhaize daarentegen vist in de vijver waarin ook Aldi, Carrefour, Colruyt, Lidl, hun franchisehouders en konkurrenten zitten te vissen: hun produktengammas zijn zonder meer inwisselbaar en verschillen hoofdzakelijk in de merken die ze aanbieden of de prijzen die ze aanrekenen.

Als Ahold-Delhaize dan toch één van zijn beide formules uit Vlaanderen denkt te moeten weghalen dan is het zeker niet die van Albert Heijn want dat zou voor de klanten een rampzalige verarming van het aanbod betekenen

De rest van België is een ander verhaal: over smaken valt niet te twisten.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Omtrent media

Enige tijd geleden toonde iemand me op haar smartphone een meer dan twee jaar oud YouTube filmpje over de auditie van Amira Willighagen’s poging om mee te dingen in “Holland’s got Talent”. Onbetwistbaar met overdonderend sukses. Ik wil het hier niet hebben over een aantal jaloerse reakties die waarschuwen voor allerlei onheil dat het meisje boven het hoofd hangt. De Nederlandse jeugdbeschermingswetten en haar ouders zorgen er wel voor dat het zangeresje niet de vernieling ingaat die sommige kommentatoren voorspellen.

Dat is ook niet mijn insteek. Het zijn die twee jaar die me lelijk dwarszitten: ik ben zelf (muziek)liefhebber en ik heb in koorverband allerlei oudere partituren meegezongen. Ik ken de moeilijkheidsgraad daarvan en dat zoiets door een negenjarige overtroffen werd (en nog steeds wordt) geeft hoop voor de toekomst. Het officiële Vlaamse medium heeft dus de duimen moeten leggen voor een internetbericht: uiteindelijk vond ik er alleen bij VTM een vermelding over. Nou is een kommerciële zender niet in de eerste plaats een kultuurzender maar tenzij iemand me tegenspreekt is de openbare omroep terzake zwaar in gebreke gebleven.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Waar Erzats en Goelag elkaar ontmoeten

Toen ik nog een schooljongen was kenden we probleemloos “gebrekkigen”. Later werden dat achtereenvolgens “gehandikapten”, “minder‑validen”, “anders‑validen”, “mensen met een beperking”… Misschien sta ik alweer achter want terwijl ik dit schrijf is er wellicht ergens nóg een ander woord ontworpen opdat toch niemand, maar dan ook absoluut niemand zich beledigd (verontschuldig me, “gediskrimineerd”) zou (kunnen) voelen. Waar zit die “diskriminatie”‑gedachte dan wel? Bij ons of tussen de oren van de betrokkenen?

Zijn we nu niet zélf “idioten” geworden (met regelgevers zoals de rattenvanger van Hamelen voorop)? “Zwarte”, “roodhuid” of “blanke” om het even kleurrijk[1] te houden zijn volstrekt gelijkwaardige en korrekte omschrijvingen net zoals “man”of “vrouw”. Gelijkwaardig maar niet gelijk, al mag dat laatste onderscheid ook al niet op straffe van vervolging: de wet heeft niet de gelijkwaardigheid met alles erop en eraan op het oog maar wel de “officiële” gelijkheid ongeacht de werkelijke gelijk- of ongelijkheid…

Het woord “allochtoon” (ooit ter vervanging van “vreemdeling”) is in een aantal van onze openbare besturen nu ookal taboe verklaard. De waanzin houdt daarmee niet op: dat dodelijke virus verspreidt zich sneller in onze “samen”leving dan het Ebola‑virus. Uitgerekend dit soort gedragingen benadrukt de verschillen in plaats van ze te negeren. Is er dan niemand die dat doorheeft? Ik erger er me een een ongeluk aan maar dit overtreft echt wel alle verbeelding ook al is dat het zuiver logische gevolg van de ontspoorde beleidsbeslissingen van wie katolieker wil zijn dan de paus.

Eén enkele wijsheid brengt dit alles terug tot zijn ware proporties. Ze komt van Kung Fu Tse, alias Confucius: (in Engelse vertaling van dr. Laurence J. Peter): If names are not correct, language will not be in accordance with the thruth of things.

Je hoeft niet eens je mening te uiten (ook al is dat een grondrecht), gewoon de dingen bij hun naam noemen is al voldoende om strafbaar te zijn. De Goelag‑archipel duikt op in onze “vrije” samenleving…

[1] Geen grotere volksverlakkerij dan de regenboogvlag.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Van verraders en lafaards

Het valt best te begrijpen dat er Nederlanders zijn die terecht boos zijn op de Belgen omdat die er destijds uit getrokken zijn. In die kringen valt wel eens het woord verraders. Wat die Nederlanders in hun blinde woede niet zien is dat er ook Vlamingen zijn die boos zijn op de Belgen om identiek dezelfde reden en dus ook even terecht. Daar zijn ook Vlamingen bij die van de weeromstuit boos zijn op de Nederlanders omdat ze hun voorvaderen die in die verwikkelingen destijds niks in de pap te brokken hadden jammerlijk in de steek gelaten hebben. Nogmaals even terecht dus. In die kringen valt wel eens het woord lafaards.

Dat soort scheldproza duikt niet zo dikwijls op. Maar het is nog niet helemaal en bij sommige achterblijvers nog helemaal niet verdwenen. Schieten we daar wat mee op? Nee natuurlijk, dat weten de haatpredikers ook en daarom wordt het dan uit eerlijke schaamte omfloerst als persoonlijke ervaringen die in wezen meer weg hebben van persoonlijke aanvaringen waar die lui zelf de verantwoordelijkheid voor dragen. Dat soort nonsens wordt dan over het paard getild en samen met zogenaamd te grote kultuurverschillen opgevoerd als hindernissen van staatsbelang. Of er worden verdronken koeien uit de gracht gehaald zoals de allang achterhaalde taal- of godsdiensttwisten. Alsof dat vandaag allemaal nog iets te betekenen heeft wanneer we moeten toekijken hoe bijvoorbeeld Singapoer vrolijk bezig is onze havens in te pikken.

Staatsbelang stijgt daar boven uit. Daar gaat het om het realiseren een zo groot mogelijke welvaart in een daarvoor zo beveiligend mogelijke regelgeving: de bestaansreden zélf van een staat. We hebben alvast de proeftuin van ons verleden: waar deden we het goed en waar faalden we? Wat we goed deden kunnen we maar beter oppikken voor de toekomst. Wat we verkeerd deden kunnen we maar beter óf herstellen óf achterlaten en het zeker niet herhalen noch erop voortbouwen.

Het Vlaams-Nederlandse volk heeft samen een stevigere positie tussen de ons omringende volkeren, in de Europese Unie en in de rest van de wereld dan elk afzonderlijk. Er ligt een win/win situatie voor het grijpen: waar we dezelfde regelgeving bedacht hebben kunnen we die behouden, waar we verschillende regelgevingen bedacht hebben kunnen we die onderling vergelijken, ze ontleden en met de elementen die er best uitkomen een optimale gemeenschappelijke nieuwe regelgeving aannemen. Onze marines werken samen, onze havenbedrijven zijn de eerste stappen aan het zetten in de richting van samenwerking in plaats van mekaar vliegen af te vangen: gelukkig is het alweer het gezond verstand dat het haalt op de politieke achterlijkheid, want ook in deze kontekst geldt het gevleugelde woord van Kees Pieters: terwijl onze maatschappij slagzij maakt zoals de Titanic dat deed op zijn laatste reis, spelen het orkest in Brussel en het strijkje in Den Haag achter beslagen patrijspoorten.

We kunnen de verraders en lafaards beter vergeten en met zijn allen Nederlanders worden tot spijt van wie niet bij machte is dat te begrijpen.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Wat schort er ons?

De inkt van mijn eerdere bijdrage terzake is bij wijze van spreken nog niet droog of daar heb je het al: lesgevers beheersen de Engelse taal onvoldoende. Verontwaardiging alom, want het zijn volgens de woordvoerster van de Antwerpse onderwijsinstellingen niet de lesgevers die in de fout gegaan zijn. Neenee, het zijn de testen die niet deugen en daar bovenop zijn de lesgevers onvoldoende voorbereid. Hoezo? Als ze al lange tijd in het Engels lesgeven? Moesten ze misschien de vragen vooraf meekrijgen?

In het televisieprogramma Volt benadrukt Rik Torfs terecht dat de kwaliteit van ons onderwijs hoger ingeschat hoort te worden dan de taalkennis van de lesgevers. Mooi zo, waar heb ik dat nog gehoord? Alleen vertelt hij er niet bij wat hij onder kwaliteit verstaat en hij zwijgt ook zedig over hoe je die kwaliteit meet. We kunnen de faam van ons onderwijs alleen hoog houden door inhoudelijk kwaliteit te leveren, niks anders en zeker niet door reklame te maken met lokmiddeltjes in de stijl van “je hoeft geen Nederlands te leren, wij zullen ons wel vernederen om jullie ter wille te zijn”.  Dat past naadloos in een advertentie voor “geld lenen zonder kosten”. Tussen de lijnen door word je gewaar dat de kwaliteit niet inhoudelijk gemeten wordt maar wel met het aantal (vreemde) studenten als maatstaf.

Als we zelf elders gaan studeren moeten we de plaatselijke omgangstaal taal leren gebruiken en dat trouwens niet alleen om de lessen te volgen: er is nog leven naast de les. Er is geen enkele, maar dan ook geen enkele steekhoudende reden waarom dat omgekeerd niet evenzo zou kunnen. Erasmus‑studenten en konsoorten zijn ook geen achterblijvertjes die nog net met de hakken over de sloot geraken in eigen land. We hebben in ons gezin de proef op de som genomen door deel te nemen aan een uitwisselingsprogramma waarbij we een vreemde student een jaar lang in huis genomen hebben. De jongen sprak geen woord Nederlands bij zijn aankomst, alleen Engels bij wijze van lingua franca en dat hebben we een drietal weken af en toe als hulpmiddel gebruikt als hij even niet verder kon, meer niet. We hebben onze inboedel volgehangen met memostickertjes om de woordenschat van zijn lessen Nederlands‑voor‑anderstaligen te ondersteunen. Hij studeerde in het Nederlands en bij de proeven rond de kerstvakantie zat hij in de kopgroep van zijn klas. Een grote pluim op dat gedeelte van de inburgering. Het kan dus best en dat is pas dé uitgelezen verrijking voor wie de stap naar het buitenland zet. Het mag toch wel iets kosten om je de hoogstandjes van de Nederlandse kennis en kunde eigen te maken zeker?

Wat schort er aan dat Lage‑Landenvolkje dat het de lamp van zijn kultuur zo nodig onder de korenmaat moet zetten om het licht internationaal te doen schijnen? Gaan we de tot nog toe onvolprezen waarde van ons onderwijs op die manier op de kaart zetten? Ik ga de overwegingen uit mijn boven aangehaalde bijdrage niet opnieuw uiteenzetten, enkel voortbouwen op wat ik daarin meegegeven heb. Vertalen en terugtalen ondermijnt de kwaliteit op een katastrofale manier: traduttore traditore.

Een aanzet om dat beschamend gedrag stop te zetten kan er vanuit de samenleving uit bestaan geen enkele student meer in te schrijven aan een onderwijsinstelling die met Engelstalig onderwijs vreemde studenten tracht te ronselen. Als het toch alleen maar daar om te doen is.

Posted in Uncategorized | Leave a comment

Boerenbedrog bij de praktische proef voor het behalen van het rijbewijs

Het mag duidelijk zijn dat slagen voor de kandidaat de hoofdreden is om de proef af te leggen. Voor wie slaagt lijkt dat op het eerste gezicht voldoende, al is het dat helemaal niet: zoals bij elke proef moet de uitslag duidelijk maken voor welke criteria goed, met voorbehoud, onvoldoende of slecht gepresteerd werd. Dat is onbetwistbaar noodzakelijk om te weten waarop in de toekomst nog gelet moet worden, want niemand is volmaakt. Voor wie niet slaagt is die wetenschap zelfs van vitaal belang.

De rubrieken zijn in Vlaanderen:

  1. Bediening van het voertuig
  2. Plaats op de openbare weg
  3. Bochten
  4. Kruisen en inhalen
  5. Richtingsverandering
  6. Voorrang
  7. Verkeerslichten en bevelen
  8. Snelheid en verkeersinzicht
  9. Gedrag ten overstaan van andere weggebruikers
  10. Defensief rijden
  11. Manœuvres

Als kandidaat betaal je klauwen geld om hopelijk het rijbewijs te behalen én om erachter te komen wat je allemaal goed of verkeerd doet, ongeacht of je slaagt of niet. Het boerenbedrog zit in de verwerpelijke praktijk de rijproef af te breken na een “slechte” beoordeling, al staat dat niet in de voorschriften. De enige die daar garen bij spint is de vadsige beoordelaar die er zich vanaf maakt met “onvoldoende” of “slecht” werk: de kandidaat krijgt geen waar voor zijn geld en kan zich tegen deze wanprestatie niet wapenen. In mijn ervaring als begeleider speelde de slechtste beoordelaar het klaar het bij slechts één rubriek te houden. De beste beoordelaar leverde zoals het hoort een volledig rapport af, ook al maakte de leerling al bij het buitenrijden een zware overtreding tegen de voorrangsregels. Waar blijven de “kwaliteit” en het “professionalisme” uit de reklameslogan?

En dan heb ik het nog niet eens gehad over de manifeste onkunde bij de beoordelaars over het verschil in gedrag van benzine-, diesel- of lpg-motoren, dat zijn weerslag heeft op op- of neerschakelgedrag. Dat zet de hele beoordeling van het gedeelte “bediening van het voertuig” op losse schroeven. Ekonomisch of proaktief rijgedrag wordt steevast afgekeurd. Waar zijn die minkukels mee bezig? Veiligheid of regelneverij?

De hoogste tijd dus om het huidige monopolie te doorbreken zodat “kwaliteit en professionaliteit” ernstig genomen worden in een verkeerschaos waarin allerlei cowboys het wegbeeld domineren en waar beoordelaars nooit van gehoord lijken te hebben. Rijden “volgens het boekje” wordt in zo een omgeving levensgevaarlijk. Maar wie zich daaruit weet te reden moet herkansen. Il faut le faire!

Posted in Uncategorized | Leave a comment